De Nederlandse Nikolaas Tinbergen (1907-1988) is een van de grondleggers van de ethologie: de studie van het gedrag van dieren. Niko werd wereldberoemd door zijn werk, ontving in 1973 de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde en wordt vandaag de dag nog steeds "de Maestro" genoemd in het veld van de ethologie. Naast zijn succes als gezaghebbende wetenschapper die vernieuwende theorieën ontwikkelde, worstelde Niko voor een groot deel van zijn leven ook met zware depressies.
Een samenbrengend kinderboek
Niko Tinbergen heeft een aanzienlijke hoeveelheid publicaties nagelaten: 378 boeken en wetenschappelijke en populaire artikelen. The Study of Instinct (1951) en "On Aims and Methods of Ethology" (1963) worden beschouwd als zijn belangrijkste werken en zijn nog altijd sleutelpublicaties voor ethologisch onderzoek. Maar naast academicus was Niko ook vogelaar, tekenaar en familiemens. Al deze kanten van Niko’s leven komen samen in een zijn minder bekende werken: zijn kinderboek Klieuw (1948).
Klieuw is een kinderboekje dat Niko oorspronkelijk heeft geschreven tijdens de Tweede Wereldoorlog toen hij gevangen was gezet in gijzelaarskamp Beekvliet in Noord-Brabant. Niko had uit protest zijn ontslag ingediend bij de Universiteit Leiden, omdat de Duitse bezetter Joodse academici had ontslagen en uitgesloten van Nederlandse universiteiten. Tijdens zijn gevangenschap schreef Niko brieven aan zijn kinderen, korte verhaaltjes over de zilvermeeuw Klieuw. Na de oorlog bundelde hij de brieven samen tot een kinderboekje, wat Het Parool in 1955 tot een van de beste kinderboeken uitriep. In Klieuw vertelt Niko hoe de zilvermeeuw opgroeit van kuikentje tot volwassen meeuw. Hij beschrijft hoe Klieuw leert vliegen, zijn eigen eten weet te vinden en hoe hij later ook zijn eigen kuikentjes krijgt op het Noordzeestrand.
Experimenten en fundamenten
Klieuw weerspiegelt Niko’s toewijding aan de zilvermeeuwen, waarop hij een van zijn belangrijkste studies uitvoerde. In een experiment bestudeerde Niko het "pikgedrag" van zilvermeeuwkuikens. Hij maakte verschillende kartonnen meeuwenkoppen die ieder een andere stip op hun snavel hadden. Op deze manier ontdekte Niko dat meeuwenkuikens naar de rode stip op de snavels van volwassen meeuwen pikken. Die rode stip dient als mikpunt voor de kuikens om van de ouders uitgebraakt voedsel te krijgen.
Hoewel er enige geldige kritiek op het experiment kan worden geleverd, vooral vanuit een hedendaags perspectief, was het destijds een frisse wind in de studie van de ethologie. Volgens Marc Naguib, hoogleraar Gedragsecologie aan de Wageningen Universiteit, was Niko "zijn tijd ver vooruit," juist omdat hij bedacht hoe je vragen over dierlijk gedrag kan stellen en beantwoorden door experimenten in de natuur te doen. Voordat Niko op het toneel verscheen, hield de ethologie zich voornamelijk bezig met witte ratten en duiven in kooien in het laboratorium. Wat zich buiten in het wild afspeelde, vond vóór Niko zelden gehoor als onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Naguib:
Tinbergen heeft het fundament gegeven. Hoe doet een dier iets? Waarom doet een dier iets? Hypotheses stellen en vragen beantwoorden om te proberen gedrag te verklaren. Dat is het fundament van de moderne ethologie.
Ook volgens Frans de Waal, hoogleraar Biologie aan de Universiteit Utrecht, vormen de rigoureuze observaties en experimenten van Tinbergen het wetenschappelijke fundament voor de ethologie. Niko’s meeuwen-experiment was een aanloop naar zijn meest belangrijke publicatie, "On Aims and Methods of Ethology." Hierin bespreekt hij hoe ethologisch onderzoek verantwoord dient te worden uitgevoerd. Om het gedrag van een dier te begrijpen, moeten onderzoekers vier basisvragen beantwoorden. Deze vragen houden in te bepalen hoe diergedrag evolutionair en door de omgeving is ontstaan en waar het gedrag toe dient. Deze vragen zijn nog altijd het fundament voor ethologisch onderzoek.
Klieuw staat vol met tekeningen van meeuwen, het strand en de duinen, allemaal door Niko zelf gemaakt. Dit weerspiegelt zijn visuele houding en zijn passie voor het observeren van de natuur. Volgens Niko "is de wortel van de geest van biologen hun belangstelling voor alles wat leeft, een intensieve, eerlijke en onbaatzuchtige belangstelling die mensen doet observeren omwille van het genot van het observeren zelf". Het observeren en vastleggen van de natuur, in tekeningen, fotografie en film was een integraal onderdeel van zowel zijn academisch onderzoek als zijn niet-academische werk. Niko was een visuele verteller. Deze houding is ook aanwezig in het meeuwen-experiment. Niko's visuele aanleg kwam tot uiting toen hij nog op school zat. Op school tekende hij vogels als hij niet spijbelde om in de duinen rondom Den Haag vogels te bespieden.
Tent, shag en Nescafé
Achter de teksten en tekeningen van Klieuw gaat een ander aspect van Niko's leven schuil, dat zich ten tijde van het schrijven van het boekje manifesteerde. Tijdens zijn internering in de Tweede Wereldoorlog kreeg Niko zijn eerste depressies, die hem de rest van zijn leven zouden achtervolgen. Later in zijn leven zouden de depressies zo erg worden dat hij bijna suïcidaal werd, vooral na de zelfdoding van zijn broer Luuk. Niko beeldt zichzelf af in Klieuw en noemt zichzelf meneer Tinbergen. Hij tekent zichzelf niet helemaal, maar verschuilt zichzelf in een tent waar alleen zijn voeten en zijn camera uitsteken. Wanneer het nest van Klieuw wordt bedreigd door een vos, is het meneer Tinbergen die Klieuw en zijn familie redt. Maar hoewel Niko zichzelf aan de ene kant als een reddende figuur karakteriseert, noemt hij zijn gepersonifieerde figuur ook een "beest".
Niko’s depressies zouden tijdens zijn gehele leven terugkeren. Ze plaagden hem tijdens zijn veldwerk en nog vaker tijdens zijn werkuren aan Oxford University. Vanaf ongeveer 1960 werden zijn depressies erger en talrijker. Zijn geestelijke problemen vielen samen met een sterk verminderde productiviteit. Als gevolg daarvan publiceerde hij minder, waren zijn ideeën voor nieuw onderzoek schaarser, en kwam fotografie, zijn grote passie, op een laag pitje te staan. Wat hem woedend maakte was het gebrek aan een eenvoudige verklaring voor zijn toestand, zegt Hans Kruuk, zijn oud-leerling, vriend en biograaf. Het trauma van het leven in een interneringskamp kan hebben bijgedragen aan zijn depressies, maar zijn kleinkind Andrew Loman noemt ook het "erfelijke gen" omdat Niko’s broer Luuk ook depressies had.
Niko ging meerdere keren in behandeling, maar de oorzaak van zijn depressies werd nooit echt vastgesteld. Psychiater Menno Oosterhoff stelt dat er niet zoiets is als "de" depressie. De problemen waar mensen mee te maken krijgen zijn niet beperkt tot één classificatie. Het is een zeer breed palet van normaal naar problematisch en van het ene problematische naar het andere problematische. Daarbij spelen verschillende factoren een rol, zowel fysiek als mentaal, en volgens Oosterhoff voornamelijk erfelijke factoren. Volgens hem ligt de kern van depressie in het verlies van het willen, het gebrek aan enthousiasme, motivatie en soms "verliest de wereld letterlijk kleur". In een brief aan een vriend uit 1962 suggereerde Niko dat zijn werk de oorzaak was:
Een van de grote moeilijkheden voor wetenschappers is dat er te veel druk uitgaat van de administratieve en organisatorische kanten van hun baan. Alleen de allerbesten en sterksten overleven het; de tijd te vinden om echt na te denken wordt steeds moeilijker, om over sociale contacten maar te zwijgen.
Hoewel een groot academicus en revolutionair voor zijn vakgebied, schuwde hij tegelijkertijd de academische wereld. Een gevolg van zijn depressies was dat hij het gevoel had dat de Nobelprijs onterecht was. In een brief aan een vriend en collega schreef hij:
Ikzelf vond en vind tot op zekere hoogte nog steeds alles wat ik mijn hele leven heb gedaan waardeloos...Ik kan rationele argumenten van anderen accepteren en ze zelfs napraten en zeggen: "...mijn werk is de moeite waard geweest", maar tegelijkertijd blijft mijn emotionele houding negatief.
Oosterhoff benadrukt dat depressies ook het gevoel van eigenwaarde sterk kunnen aantasten. Niko zou de rest van zijn leven depressies hebben. Soms werd zijn depressie verlammend. Hij verstopte zich dan wekenlang van de wereld en zag of bezocht niemand. Hij zat liever afgezonderd in zijn tent dieren te bestuderen en experimenten uit te voeren. Zoals Kruuk opmerkte, wenste hij liever dat hij in zijn tent of caravan kon zitten, zijn shag roken en Nescafé drinken, en vogels of bijen observeren. En ondanks zijn eigen bescheiden conclusies was Niko zonder twijfel een van de vaders van de moderne ethologie.
Met dank aan: Hans Kruuk, Andrew Loman, Marc Naguib, Menno Oosterhoff, Elske Tinbergen, Frans de Waal.
Geschreven door: Jorik de Groot en Ella Meng.