Gebeurtenis Oorlog en sport

Autisme en de Tweede Wereldoorlog

Kun je zoiets als autisme ontdekken? Ja zeker, was heel lang het standaard antwoord. De grote namen waren respectievelijk die van de artsen Leo Kanner en Hans Asperger. In de Tweede Wereldoorlog waren zij de eersten die artikelen publiceerden over dit nieuwe syndroom. Kanner kreeg onmiddellijk roem voor zijn ontdekking; Asperger pas ver na de oorlog, in de jaren tachtig. Maar wat was nu eigenlijk precies de relatie tussen de ontdekking van kinderen met autisme en de Tweede Wereldoorlog?

De 'ontdekkers'

Autisme was zeker niet nieuw toen er door Kanner en Asperger over gepubliceerd werd in de Tweede Wereldoorlog. Het label ‘autistisch’ werd voor het eerst in 1911 gebruikt door de Zwitserse psychiater Eugen Bleuler. Hij duidde daarmee een bepaalde karakteristiek aan bij volwassenen met schizofrenie. Ontleend aan het Griekse ‘autos’ (zelf) noemde hij mensen met schizofrenie ‘autistisch’ vanwege hun afsluiting van de sociale omgeving. Zij gingen geheel op in hun eigen innerlijke leefwereld. Daarmee was de basis gelegd waarop Kanner en Asperger voorbouwden in hun beschrijvingen van kinderen met gelijksoortige karakteristieken.

Lang werd gedacht dat er geen connecties waren tussen Kanner en Asperger en dat zij onafhankelijk van elkaar tot de ontdekking van autisme bij kinderen kwamen. Historisch onderzoek laat echter zien dat er wel degelijk een verbinding tussen hen was. Daarbij gaat het om de persoon van George Frankl, een medewerker van Hans Asperger in diens Weense kinderkliniek. Frankl werkte als arts in jaren dertig met de kinderen waarbij Asperger autisme zou gaan diagnosticeren. Frankl, die Joods was, ontvluchtte Wenen in 1937, niet lang voordat in 1938 het Nazi-regime Oostenrijk overnam. Hij ging naar de Verenigde Staten en werd daar opgevangen door Leo Kanner, eveneens Joods en al eerder naar de VS gegaan. Kanner hielp Frankl door hem aan te stellen als medewerker in zijn kinderziekenhuis in Maryland. Daar zette Frankl Kanner vervolgens op het spoor van Asperger’s beschrijving van autisme bij kinderen. Kanners werk betrof vooral autisme bij kinderen die als laag-functionerend aangeduid werden. Asperger werkte ook met normaal en hoger begaafde kinderen met autisme. Liefkozend sprak hij wel over ‘professortjes’.

Hans Asperger (links in witte jas) zit tegenover een kind in de Weense Kinderkliniek. Op de achtergrond schrijven kinderen op een schoolbord.

Zo is het gekomen dat momenteel Hans Asperger meer dan Leo Kanner gezien wordt als de echte ontdekker van het autisme. Maar zijn Asperger en Kanner wel echt de ‘helden’ van zoiets als een ‘ontdekking’ van autisme? Of was het niet eerder zo dat autisme min of meer in de lucht hing in de tweede helft van de jaren dertig? Het werk van Ida Frye en team van het Nijmeegse Paedologisch Instituut rond kinderlijk autisme laat mooi zien dat dit inderdaad het geval was.


Het eerste jongetje met autisme in Nederland

Op 26 oktober 1936 werd Siem, bijna vier jaar oud, opgenomen in het pas opgerichte Instituut. Zusters van de Congregatie van de Dochters van Maria en Jozef zwaaiden er de scepter. ‘Siem’ is overigens niet de eigenlijke naam van het jongetje, maar een pseudoniem. Dat kreeg hij van Ida Frye, die als religieuze in die dagen zelf ook anders heette, namelijk Zuster Gaudia. Siem was voor onderzoek opgenomen in het kinderhuis van het Paedologisch Instituut, waar hij ook werd behandeld voor zijn problemen. Hij zou zo’n acht jaar, tot in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, in het Paedalogisch Instituut in Nijmegen verblijven.

Het was vlak voor de oorlog dat Siem als eerste Nederlandse jongetje met autisme werd gediagnosticeerd. Het team van het instituut, dat banden had met de Katholieke Universiteit Nijmegen, bestond naast Zuster Gaudia als verantwoordelijke pedagoog uit een psychiater en een psycholoog. Op basis van gegevens die vooral door Frye en haar pedagogisch medewerksters werden verzameld, kwamen zij tot de conclusie dat bepaalde kinderen, waaronder Siem, gedragsproblemen vertoonden die werden aangeduid als ‘formalisme’. In het Jaarverslag van het Paedologisch Instituut van vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd deze groep kinderen vervolgens ‘autisten’ genoemd. De ontdekking van het autisme bij hen ging dus vooraf aan de artikelen van Kanner en Asperger over kinderlijke autisme die in 1943 en 1944 uitkwamen.

Kinderafdeling universiteitsziekenhuis Wenen in 1921.

Heilpedagogiek

In hun werk met probleemkinderen in de jaren dertig was het team van het Paedologisch Instituut beïnvloed door wat in het Duitse taalgebied ‘Heilpädagogiek’ heette. Deze tak van pedagogiek richtte zich op de zorg voor kinderen met lichamelijke en psychische problemen. Hans Asperger was in Wenen hoofd van de Heilpedagogische afdeling van het Weense universiteitsziekenhuis. Na de overname van Oostenrijk door de Nazi’s in 1938 veranderde echter ook het regime in dit ziekenhuis. Asperger’s heilpedagogische benadering kwam onder druk te staan. In haar boek Asperger’s children laat de Amerikaanse historica Edith Sheffer, zelf moeder van een met autisme gediagnosticeerde zoon, zien hoe de conservatief katholieke Asperger zich voegde in de nieuwe orde. De ideologie van ‘Blut und Boden’, rassenleer en 'Uebermenschen' vormde de basis voor een politiek van 'eugenitica'. Naast de vraag of mensen wel genetisch ‘zuiver’ waren, bracht dit afwegingen met zich mee over het al dan niet ‘waardevol’ zijn van individuen voor de samenleving. In termen van de Duitsers: het beschikken over het juiste ‘Gemüt’ en het behoren tot de gemeenschap van het ware ‘Volk’.

In 1938 had Asperger in een lezing al gesproken over ‘autistische psychopathiën’ die hij zag bij zijn probleemkinderen met een normale tot hoge verstandelijke begaafdheid. In 1943, midden in de oorlog, schreef hij over deze kinderen met autisme dat zij weliswaar uiterst moeilijk hun plaats in de samenleving zouden vinden, maar dat het bij velen van hen uiteindelijk wel lukte. Hij benoemde echter ook een groep waarbij dat niet zou gaan: kinderen die niet alleen autistisch, maar ook nog eens ‘uitgesproken intellectueel minder waardig’ waren.

‘Am Spiegelgrund’

Voor hun praktijk van eugenetica gericht op kinderen openden de Nazi’s in de Tweede Wereldoorlog een aparte kliniek in Wenen, genaamd ‘Am Spiegelgrund’. Op papier was de kliniek er voor de behandeling van zwaar gehandicapte kinderen. Feitelijk werden er echter allerlei medische experimenten gedaan op deze kinderen. Vele van hen werden opzettelijk ziek gemaakt en stierven in de kliniek. Hun stoffelijke resten, bijvoorbeeld schedels, werden door nazi-artsen vervolgens ook nog gebruikt voor onderzoek. In de periode tussen Juli 1940 en Juni 1945 vonden in Am Spiegelgrund 789 kinderen de dood. Zij vormden slecht een klein deel van de kinderen en volwassenen met beperkingen die in totaal door het Nazi-regime werden omgebracht in de periode voor en gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Kamer in Am Spiegelgrund (1940-1945). Links een rij bedden waarin kinderen liggen. In een kooibed zit een meisje rechtop en kijkt in de camera. Eén verzorgster staat rechts met haar rug naar de kinderen toe.

Historische onderzoek laat zien dat Hans Asperger actief betrokken was bij het proces van selectie van kinderen voor opname in Am Spiegelgrund. Met name kinderen met weinig fysieke en verstandelijke mogelijkheden werden aangewezen als ‘waardelozen en onopvoedbaren’. Dit stigma zou hen fataal worden. Ook kinderen met autisme werd zo de maat genomen.

Herta

Asperger’s persoonlijke betrokkenheid bij de toezending van kinderen uit zijn eigen kinderkliniek naar Am Spiegelgrund is expliciet gedocumenteerd voor twee gevallen. Eén van de twee meisjes die onder Asperger’s naam in Juli 1941 naar Am Spiegelgrund werden gezonden was de bijna drie-jarige Hertha Schreiber. Zij stierf al binnen twee maanden, in september 1941. Doodsoorzaak: een door haar verzorgers veroorzaakte longontsteking. Zowel haar eigen moeder als Asperger hadden verklaard dat er geen andere weg was dan opname. Hun zorgende macht, ingebed in de context van een geweldadig regime, leidde ertoe dat Herta terecht kwam in een onontkoombare, dodelijke fuik.

Zo waren er dokters, en misschien ook wel meer ouders, wiens zorg voor kinderen met problemen verbonden raakte met machtsprojecten van Nazi-politici en -bestuurders. Die verleidden hen mee te werken aan een giftig ideaal. Het Nazi-regime projecteerde het ‘anders’ en ‘vreemd’-zijn op mensen vanwege hun beperking. Volgzaamheid – en wellicht ook eigenbelang – brachten artsen als Hans Asperger en ouders als de moeder van Herta ertoe mee te gaan in de politiek van eugenetica. Zij werden zo medeverantwoordelijk voor praktijken waarin beschikt werd over de levens van mensen, vaak nog kinderen. Of in Nederland vlak voor of gedurende de Tweede Wereldoorlog mensen met autisme het slachtoffer werden van misbruik van zorgende macht is niet duidelijk. Het eugenetisch gedachtengoed was in Nederland wel aanwezig. Maar er is meer historisch onderzoek nodig naar de praktijken in instellingen voor mensen met beperking. Alleen zo kan er meer helderheid komen over wat er toen is gebeurd met mensen die zorg-afhankelijk waren.

Geschreven door: Annemieke van Drenth