De ridder van de RIBW

Hoe Els van Hulten-Delfgaauw een nieuwe koers zette in de Flevolandse gezondheidszorg

In deze coronacrisis is het weer glashelder geworden dat Nederland niet zonder een stabiele gezondheidszorg kan. Het is een van de pilaren waar het hele land op rust, belangrijk voor een stevige fundering. De afgelopen honderden jaren is er steeds meer fundering toegevoegd en is er veel veranderd. Maar wat betekent dat voor Flevoland? Waar de rest van het land kan terugvallen op hoe het vroeger werd gedaan kan het piepjonge Flevoland dit niet. Maar dit bleek juist ook ook een voordeel te kunnen zijn! Ze hadden geen tradities om aan vast te houden en konden gewoon een eigen weg inslaan. Toch?

Flevoland had als de nieuwste provincie van Nederland een Utopia kunnen zijn. Een nieuw stukje land op deze aardbol (hoe vaak gebeurt dat überhaupt?) waar men opnieuw kon beginnen. Met de aanleg van de oostpolder en de zuidelijke polder was Flevoland in 1986 in feite klaar, alles wat nu nog moest komen waren nieuwe huizen, nieuwe mensen, nieuwe wetgevingen, oh, en een erkenning als provincie natuurlijk. Deze erkenning kwam pas later in 1986, terwijl er in de tussentijd al duizenden mensen woonden. In deze tussenperiode waren de inwoners van Flevoland afhankelijk van de voorzieningen van de buur-provinciën. Tot die tijd was Flevoland een uitgelegen locatie om te experimenteren met alles wat een samenleving nodig heeft, want men kon altijd terugvallen op faciliteiten van de omliggende provinciën. Het zou een schone lei zijn, een nieuw begin. Als men zich niet liet beperken door tradities van de andere provincies.

Lelystad is bijna gereed! Met de aanleg van de nieuwe provincie kon men alles precies ontwerpen en bouwen zoals dat ze zelf wilden. Foto: Ron Kroon, Nationaal Archief.

 

Deze gedachtegang is duidelijk te zien in de ontwikkeling van de Flevolandse gezondheidszorg. Omdat ze konden beginnen met een schone lei, had men alle vrijheid om het naar eigen inzien in te richten, althans dat was het idee. Flevoland had jarenlang gebruik gemaakt van het psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Ermelo en deze samenwerking had zo zijn sporen achtergelaten. Dit werd maar al te duidelijk toen de huisvesting van mensen met psychiatrische klachten in Flevoland ter sprake kwam en iedereen andere belangen had. De zorg zou geregeld moeten worden door een nieuwe instelling, de RIBW Flevoland. Maar dit ging niet van een leien dakje.

In het bestuur van RIBW Flevoland zaten namelijk ook mensen die werkten voor Veldwijk, en deze wilden zo min mogelijk verandering. Hierdoor bestonden er in het bestuur twee kampen, zij die de oude werkwijze vast wilden houden, en zij die vernieuwing wilden. Els van Hulten-Delfgaauw, voorzitter van het bestuur, wilde vernieuwing, maar de uitvoering hiervan bleek niet zo simpel.

Om te begrijpen waarom dit niet zo eenvoudig was het handig om eerst te verduidelijken wie deze partijen nou eigenlijk zijn en wat ze deden.

 

Een RIBW is een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen. Het zijn huizen waar mensen die niet op zichzelf kunnen wonen worden begeleid worden en worden geholpen om uiteindelijk op zichzelf te kunnen wonen. Dit zijn mensen die bijvoorbeeld cognitieve beperkingen, autisme of schizofrenie hebben, of om andere redenen niet goed voor zichzelf kunnen zorgen. In de RIBW worden ze stapsgewijs begeleid en leren ze hoe ze voor zichzelf kunnen zorgen. Vaak gaan zij in een RIBW wonen omdat zij niet meer op zichzelf of thuis kunnen wonen, maar wel hulp nodig hebben en begeleid willen worden. In een RIBW kunnen zij juist wel die begeleiding krijgen en zich daardoor zekerder voelen in hun leven. Maar het is geen vaste oplossing, het is een tijdelijke oplossing en een tussenstap naar een zelfstandig leven. Het doel van de RIBW’s om hun inwoners op zichzelf te leren wonen lijkt nu misschien vrij logisch, maar dat is het lange tijd zeker niet geweest.

 

Gezondheidszorg voor de jaren 80

 

Voordat RIBW’s in 1985 opkwamen, was het de norm om mensen met psychiatrische problemen thuis op te vangen. Maar als dit niet kon, dan waren er weinig andere opties dan institutionalisering. Dit betekende dat de persoon in een ziekenhuis opgenomen werd en daar behandeld werd. Het nadeel was dat deze ziekenhuizen grotendeels waren afgesloten van de buitenwereld en vaak waren weggestopt op het platteland, ver weg van de rest van de samenleving. Eenmaal opgenomen was het moeilijk om ooit nog buiten het ziekenhuis te leven.

De basis voor deze afgesloten behandelwijze werd gelegd toen de Krankzinnigenwet in de 19e eeuw werd aangenomen en vervolgens ruim 100 jaar niet werd veranderd.

Voorblad van de Krankzinnigenwet die het mogelijk maakte om mensen die afwijkend gedrag vertoonden in afgesloten instituten te behandelen. Foto: Het Dolhuys

Deze wet maakte het mogelijk om mensen met afwijkend gedrag in ziekenhuizen op te nemen en te behandelen op kosten van de staat. Dit zou een uitkomst moeten zijn voor mensen die geen geld hadden voor hun eigen behandeling, of voor de behandeling van familieleden. En dat was ook aantrekkelijk voor heel veel mensen. Maar een achterliggend doel van de overheid was de mogelijkheid om ‘ongewenste personen’ uit de samenleving te verwijderen. De wet werd in 1984 uitgebreid waardoor de patiënten “voor hun eigen bestwil” gedwongen opgenomen konden worden. Hierdoor konden mensen zonder inspraak opgesloten worden in de ziekenhuizen die hen moesten helpen. Ze zaten vast.

In deze periode opende Veldwijk voor het eerst haar deuren, maar in tegenstelling tot de oudere ziekenhuizen met grote ziekenzalen was Veldwijk opgedeeld in verschillende kleinere gebouwen om de patiënten in kleinere groepen te behandelen. Op deze manier kon er een persoonlijkere en hopelijk effectievere zorg gegeven worden. De patiënten waren geen cijfer, maar een persoon.

Dit was al een grote verandering in de gezondheidszorg, maar de grootste verandering vonden plaats in de jaren zestig van de twintigste eeuw, met de opkomst van de antipsychiatrie. Volgers van de antipsychiatrie waren gekant tegen de oude methodes waarmee instellingen controle uitoefenden op hun patiënten. De machtsverhouding tussen de patiënt en zorggever zou moeten verdwijnen, net zoals de negatieve vooroordelen tegenover mensen met cognitieve beperkingen. Boeken zoals Madness and Civilization or Myth of Mental Illness leidden tot een nieuwe manier van zorg, een nieuwe benadering bij de behandeling van de patiënt waarbij centraal stond dat deze geholpen werd om zijn eigen doelen te halen.

Op deze oude plattegrond van Veldwijk is de duidelijk te zien dat het de instelling bestaat uit allerlei kleinere gebouwen.

Deze trend werd voortgezet en in 1984 werd door de overheid in de Nieuwe Nota Geestelijke Gezondheidszorg bekend gemaakt dat Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen een vaste plaats zouden krijgen in Nederland en dat de ouderwetse ziekenhuizen naar de achtergrond zouden verdwijnen. De RIBW’s zouden een groot gedeelte van de zorg over moeten nemen. Volgends de nieuwe wet zouden er 6.000 bedden moeten verdwijnen in psychiatrische ziekenhuizen en de RIBW’s zouden er hier 2.000 van overnemen. Om dit eerlijk te verdelen werd Nederland verdeelt in regio’s en in iedere regio werd een RIBW opgericht die als koepelorganisatie diende voor alle bestaande zorginstellingen. Op deze manier zouden de patiënten een betere zorg kunnen krijgen en zou het voor familieleden ook makkelijker zijn om op bezoek te komen omdat deze instellingen meer verspreid lagen door het land. Maar toen deze regio’s werden bepaald, bleek dat voor Flevoland erg lastig, Zij maakte immers gebruik van de zorginstellingen van de andere provincies. Flevoland zou dus nieuwe RIBW's moeten bouwen om hun patiënten in te kunnen huisvesten, maar dat werd tegengehouden.

 

De opkomst van de RIBW in Flevoland

 

Flevoland was in de jaren tachtig nog grotendeels afhankelijk van het bestaande zorgstelsel in Gelderland met name van het ziekenhuiscomplex Veldwijk. Door de nieuwe nota zou Veldwijk een groot aantal bedden moeten opgeven en die patiënten moeten huisvesten in RIBW’s in Flevoland. Maar Veldwijk wilde dit helemaal niet. Omdat vertegenwoordigers van Veldwijk ook in het bestuur van RIBW Flevoland zaten konden zij de bouw van nieuwe panden lang uitstellen, maar uiteindelijk niet voor altijd. In 1990 werd er nieuw leven geblazen in het bestuur met de komst van een nieuwe voorzitter. Een nog onbekende maar doortastende dame, Els van Hulten-Delfgaauw. Eindelijk kwam er schot in de zaak en alhoewel Veldwijk de nieuwe RIBW’s voor hun eigen doeleinden wilde gebruiken, zou Els dit met hand en tand tegenwerken.

Totdat Els voorzitter werd, werd RIBW Flevoland behandeld als een ondergeschoven kind. De RIBW Flevoland kreeg namelijk financiële steun afhankelijk hoeveelheid mensen die zij hielpen, maar omdat ze nog geen eigen panden hadden, hadden ze officieel ookgeen cliënten. En omdat ze geen cliënten hadden, kregen ze geen geld om panden te bouwen. Met veel tegenwerking brak Els uiteindelijk door deze impasse heen en kreeg ze financiële hulp. Hierdoor kon de bouw van de eerste Flevolandse RIBW’s beginnen en zouden veel mensen hun hulp op maat kunnen ontvangen.

Els van Hulten-Delfgaauw bij de feestelijke start van de bouw de eerste Flevolandse RIBW. Foto: Peter Mastenbroek

De voorkeur voor nieuwbouwhuizen had te maken met de zorg op maat want voor zorg op maat was een pand op maat het fijnst. Dan kon men tenminste precies bouwen wat ze nodig hadden. Als je namelijk kijkt naar een bestaande woning dan is er altijd een grote slaapkamer voor de ouders en kleinere kamers voor de kinderen. Voor een bewoner zou het heel fijn zijn om in die grote kamer te zitten, maar de kleine kinderkamer zou vervelend zijn. Om iedereen gelijk te behandelen zou iedereen nu eenzelfde maat kamer kunnen krijgen. Zo konden ze precies bouwen wat ze nodig hadden. Zo had iedere kamer ook een wasbak achter de deur, dan zie je de wasbak niet meteen en heeft de bewoner een beetje meer privacy.

In 1995 was het dan eindelijk zo ver. Het eerste Flevolandse bouwwerk voor beschermd wonen werd in Lelystad gebouwd. Het waren drie panden met in totaal dertig woonplaatsen waar haar inwoners persoonlijke hulp konden krijgen. Toen dat de bal eenmaal aan het rollen was, kwamen er al snel nieuwe panden bij in Emmeloord en Almere om het zorgaanbod uit te breiden. Want alleen met eigen gebouwen zou beschermd wonen los kunnen staan van de invloed van de psychiatrische ziekenhuizen en zelfstandig te werk gaan. Samenwerking was nodig, maar afhankelijkheid was niet gewenst.

Door het leiderschap van Els van Hulten-Delfgaauw kon de zorg in Flevoland zich verder ontwikkelen tot het brede vangnet wat het nu is. Samenwerking met Vindicta die zich meer richtte op ouderenzorg, leidde in 2001 tot samenvoeging en de nieuwe naam Kwintes, maar het belang van beschermd wonen bleef altijd hoog in het vaandel staan. Als ware voorvechtster ontving zij dan ook een gepaste titel, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. 

 

 

Met dank aan: Remco van Diepen, Henk Pruntel en Peter Mastenbroek

 

Geschreven door: Robin Kissels en Patrieck de Haan