Gebeurtenis Internationale Jaar van Gehandicapten

"Ook zij zijn onze broeders"

De Rooms-Katholieke Kerk en het Internationaal Jaar van Gehandicapten

“De geloofwaardigheid van de Kerk staat op het spel” waarschuwde Paus Paulus VI in 1981. Deze uitspraak deed hij niet zomaar. Ter ere van het Internationaal Jaar van Gehandicapten sprak de paus zijn zorgen uit over het gehandicaptenbeleid van de Rooms-Katholieke Kerk. Het jaar was door de Verenigde Naties speciaal uitgeroepen om aandacht te schenken aan mensen met een beperking en om gelijke kansen te creëren. Ook de Katholieke Kerk besteedde gedurende het jaar aandacht aan dit thema. Dat was maar goed ook, want op het gebied van gehandicaptenbeleid viel volgens Paus Paulus VI nog veel te verbeteren: “Hoe kan de Kerk bijdragen aan de integratie van gehandicapten in de moderne maatschappij, als men in eigen kring niet meewerkt om ze te herkennen als leden van de christelijke gemeenschap?”

De paus op de preekstoel 

Postzegel uitgebracht door het Vaticaan ter gelegenheid van het Internationaal Jaar van Gehandicapten om de zichtbaarheid van mensen met een beperking in het dagelijks leven te vergroten. Foto: Stamps of the Vatican

Wereldwijd zijn er ruim vierhonderd miljoen mensen met een beperking. “Ook zij zijn onze broeders”, benadrukte de paus in zijn toespraak. In 1981 was deze gedachte nog niet tot in elke kerk doorgedrongen. Dat heeft onder andere te maken met de heilige Bijbelteksten, waarin christenen geloven. In de Bijbel zijn zowel behulpzame als schadelijke teksten te vinden voor mensen met een beperking. Lang werd een beperking gezien als het symbool van een zonde of als een zegen van God. Aandacht voor mensen met een beperking concentreerde zich voornamelijk op liefdadigheidswerk en verzorging. Mensen met een beperking werden in de eerste plaats gezien als passieve ontvangers van hulp, voor wie gezorgd moest worden.

Hoe goed bedoeld ook, naastenliefde kan leiden tot uitsluiting

Dit eenzijdige beeld begon te veranderen vanaf de jaren 50. Langzaam, maar bewust werd er meer aandacht besteed aan de bijdrage van mensen met een beperking aan de samenleving in het algemeen en aan religie in het bijzonder. Het jaar 1981 maakt onderdeel uit van deze gedachteverandering. Mensen met een beperking gaven aan niet als ‘kwetsbaar’ behandeld te worden. Dit kan hen het gevoel geven een speciale behandeling te krijgen. In de kerk hebben mensen in een rolstoel bijvoorbeeld vaak een aparte plek voorin. Martijn, een pastoraal werker, vertelt: “De gemeenteleden in een rolstoel ervaren dit als vernederend. Zij zijn niet ziek. Ze willen niet apart gezet worden of als hulpbehoevend gezien worden. Zij willen als volwaardige gemeenteleden geaccepteerd worden.” Martijn legt uit dat hij heeft geleerd om voorzichtig te zijn: “Hoe goed bedoeld ook, naastenliefde kan leiden tot uitsluiting.”

De brief van de bisschoppen

In deze kerk hebben rolstoelgebruikers geen aparte plek toegewezen gekregen. Hier is helemaal geen plaats vrijgemaakt. Foto: Wiki Commons

Ook in Nederland haakte de Rooms-Katholieke Kerk aan op het Internationale Jaar van Gehandicapten. Gezamenlijk reageerden de bisschoppen in een brief op de mogelijkheden die het jaar hen bood. Er waren in de kerk volgens hen nog heel wat drempels te overwinnen. Zo was de kerk nog niet toegankelijk genoeg door de aanwezigheid van vele stoepjes en smalle doorgangen. Ook stelden de bisschoppen voor om liedboekjes te herschrijven, zodat deze ook geschikt werden voor verstandelijk gehandicapte kerkgangers. 

Het ging de bisschoppen niet alleen om het overwinnen van fysieke drempels: “Duidelijk moet worden verklaard dat een gehandicapte één van ons is, iemand die deelt in dezelfde mensheid en menselijkheid.” Iedereen heeft verborgen beperkingen, want niemand “durft zich een gaaf mens te noemen”. Vanuit de gedachte dat niemand perfect is, moet de Kerk er zorg voor dragen dat medemensen met een zichtbare beperking niet als minderwaardig worden beschouwd. “De kerk zal de gehandicapten leden in haar midden een warm hart moeten toedragen, indien zij trouw wil zijn aan het woord van de Heer.”

Dan zal elk jaar een jaar van en voor gehandicapten zijn

De Nederlandse bisschoppen wilden zich in 1981 vooral richten op het inzetten van mensen met een beperking naar hun eigen mogelijkheden en talenten. Zij erkenden dat dit in één jaar niet zou lukken, maar dat het jaren zou vergen om mensen met een beperking volwaardig te laten meedraaien. Het einde van het Internationale Jaar van Gehandicapten zou voor de Kerk geen einde mogen betekenen van het creëren van gelijke kansen voor mensen met een beperking: “Dan zal elk jaar een jaar van en voor gehandicapten zijn”. 

Na 1981… en toen? 

En inderdaad, na 1981 zette het bewustwordingsproces zich voort. De grootste verandering was de aanpassing van het Kerkelijk Wetboek, de Codex, in 1983. Tot die tijd had de Codex mensen met een beperking uitgesloten van deelname in gewijde ambten, omdat “door de handicap de altaardienst niet waardig zou kunnen plaatsvinden”. Mensen met een beperking waren in de kerk van harte welkom, maar de wens op een actieve manier bij te dragen, riep nog altijd weerstand op. Vanaf 1983 kunnen ook zieke, bejaarde of blinde priesters de eucharistie bedienen. Rolstoelgebruikers hebben nog steeds vrijstelling nodig van de bisschop, voor zij een ambt mogen vervullen. 

Juist omdat ik een beperking heb, kan ik mensen beter begrijpen, beter helpen

Nog steeds moeten mensen met een handicap vaak strijden voor een leidinggevende positie in hun geloofsgemeenschap. Zo vertelt theoloog Huib dat hij al lang wacht op officiële toestemming om priester te worden: “De paus heeft mij als priester goedgekeurd, maar de bisschop (nog) niet.” Terwijl Huib zijn beperking beschouwt als intrinsieke kracht: “Juist omdat ik een beperking heb, kan ik mensen beter begrijpen, beter helpen. Ik weet wat lijden is.” 

Kwetsbare naastenliefde 

Twee jaar later bracht Paus Johannes Paulus II een bezoek aan Nederland. Eén van de eerste plekken die hij bezocht, waren de Houtrusthallen in Den Haag. Hier hadden zich honderden zieken en mensen met een beperking verzameld voor een eucharistieviering. Uitgebreid besteedde de paus hier aandacht aan het lijden, dat mensen met een beperking kunnen ervaren. “Er wordt veel gedaan voor zieken en gehandicapten. Niemand kan immers het eigen leed alleen verwerken.” Toch was een deskundige behandeling en verzorging volgens de paus niet het belangrijkste: “Er is vooral behoefte aan menselijk meeleven en meevoelen. Familieleden, evengoed als buren, vrienden en vrijwilligers, kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Zieken en gezonden horen bij elkaar.”

Wij worden gezien als mensen met beperkingen, maar ik ben heel in Gods ogen. God diskwalificeert mij niet. Dat doen andere mensen

Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Geestelijk verzorgster Willeke vindt dat het niet aan een ander is om te beoordelen of jij hulp nodig hebt. “Mijn oud-collega, ook geestelijk verzorger, had een fysieke beperking en zei tegen mij: ‘Wij worden gezien als mensen met beperkingen, maar ik ben heel in Gods ogen. God diskwalificeert mij niet. Dat doen andere mensen.’” Willeke voegt toe: “Er zijn mensen die zich heel voelen. Voor hen is hun beperking geen beperking. Als zij het zelf aan kunnen en een goed leven hebben, wie is dan de ander om het stempel ‘kwetsbaar’ op te leggen?” Meeleven en helpen blijft voor anderen altijd moeilijk. De paus sloot zijn toespraak in Den Haag daarom af met de woorden: “ook al ondervindt u hartelijkheid en medeleven, toch moet u het lijden en de eenzaamheid zelf dragen.”

Paus Johannes Paulus II zegent zieken en mensen met een beperking tijdens de eucharistieviering in de Houtrusthallen in Den Haag tijdens zijn bezoek aan Nederland in 1985. Afbeelding: ANP Historisch Archief.

De kunst van bezinning 

De plaats van mensen met een beperking in de kerkgemeenschap bleef een belangrijk onderwerp binnen de Rooms-Katholieke Kerk. In 1992 hield Paus Johannes Paulus II een toespraak over het hebben van een beperking vanuit een gelovig perspectief. God schiep mensen met een beperking, maar waarom? Volgens de paus ligt het antwoord in Christus. Een beperking is niet een puur negatieve gebeurtenis, maar ook een "bezoek van God". Het hebben van een beperking stimuleert naastenliefde en helpt de "hele menselijke beschaving te veranderen in een beschaving van liefde".

Ik heb gezocht naar genezing, maar die kwam niet

Theologie-studente Carlina heeft lang gezocht naar een antwoord op de ‘waarom-vraag’ van haar fysieke beperking. “Ik heb meerdere genezingsdiensten bezocht en twijfelde altijd aan mezelf: heb ik wel genoeg geloof? Ik heb gezocht naar genezing, maar die kwam niet.” Toen zij leerde haar beperking te zien als onderdeel van Gods Schepping, kon zij het eindelijk accepteren. De koppeling aan een beperking als straf van het geloof verdween daarmee. Zo bracht het geloof Carlina de bezinning die zij al heel lang zocht. Ook Ariane heeft zich bij haar visuele beperking neergelegd en ziet deze inmiddels meer als kracht dan als beperking. “Aan letterlijke blindheid kun je niets doen, maar aan spirituele blindheid wel. Het is veel erger om blind te zijn voor God, want daar kun je iets aan doen.”

De toekomst

De Rooms-Katholieke Kerk is zich steeds bewuster geworden van hun verantwoordelijkheid om mensen met een beperking actief bij alles te betrekken. Onder andere de toespraken van de paus helpen de gedachte te verspreiden dat mensen met een beperking bijdragen aan onze samenleving. Dit bewustwordingsproces heeft tijd nodig en is niet klaar zolang mensen met een beperking nog weerstand voelen. Theologiestudent Erik vertelt bijvoorbeeld dat hij zijn beperking nog steeds ervaart als een beproeving van God. “Ik voel me soms buitengesloten, ook in de kerk. Toch heb ik het gevoel dat ik juist hierdoor word gelouterd en dichter bij God kom.”

Veel mensen met een beperking halen kracht uit hun levensovertuiging. De geloofsleer kan helpen in het proces van bezinning en acceptatie en bevestigt dat mensen met een beperking - net zoveel als ieder ander - tot onze maatschappij behoren. De woorden van Paus Paulus VI zijn daarmee nog steeds actueel: “Ook zij zijn onze broeders”.

 

Geschreven door Maaike de Kleijn en Nica Heere

Met dank aan het boek Gewoon of beperkt? Hoe jodendom, christendom en islam omgaan met mensen met een handicap (2014) van Ruth Hessel en André Mulder